| A | A | A |
[Verse 1]
A E7
In een eeuwenoud kasteeltje, wonen Smurfen al heel lang.
A
Ze zijn heel anders dan de mensen, maar ze zijn van niemand bang.
E7
Ze spreken zo hun eigen taaltje, wat ze smurfen met elkaar.
A
Op hun hoofdjes kleine mutsjes, maar daaronder zit geen haar.
[Chorus]
E A
Het zijn de Smurfen die durven en pakken jou bij je lurven.
E A
Als je niet g'looft dat ze leven en bestaan.
E E7 A
(Wij zijn de Smurfen die durven, wij pakken jou bij de lurven.)
E7 A
(Als je niet g'looft dat wij leven en bestaan.)
[Verse 2]
A E7
Ze kunnen door een waterkraantje, maar ook door een sleutelgat.
A
Ze zijn veel beter dan een fakir, want ze smurfen op een keukenmat.
E7
En is er onheil in de wereld, zijn z'r als de smurfen bij.
A
En op een dag, ben je verdrietig? Maakt een Blijsmurf je weer blij.
[Bridge]
E A E A
La, lala, lalalalalala.
E7 A E A
La, lala, lalalalalala.
[Verse 3]
Bb F7
Heb je 'n Smurf in de smiezen, spreek dan ook de smurfentaal.
F Bb
Het is nu tijd dat wij het leren, om te smurfen allemaal.
F
Ze zijn niet stout en niet boosaardig, daar zijn ze veel te smurfig voor.
F7 F Bb
Want een Smurf is heel aardig, want ze gaan voor smurfen door.
[Bridge]
F Bb F Bb
La, lala, lalalalalala.
F A E A
La, lala, lalalalalala.
[Verse 4]
Bb F
Als ze op een blokfluit spelen, komt opeens de toverkracht.